DE GRONDBEGINSELEN VAN ORGANISEREN

VERKLARENDE WOORDENLIJST
BIJ DE CURSUS
aandelen:

bewijs van eigendom dat iemand een stukje van een bedrijf bezit. Dit wordt aandeel genoemd (gelijke delen waarin het aandelenkapitaal van een bedrijf is verdeeld). Aandelen maken de koper mede-eigenaar van het bedrijf, wat gewoonlijk resulteert in dividend (geld uitbetaald aan aandeelhouders), stemrecht, enzovoort.

actiecyclus:

de volgorde van handelingen die een actie doorloopt. De actie wordt gestart, brengt dan bepaalde veranderingen teweeg en wordt tenslotte voltooid.

attestatie:

een verklaring dat iets waar is, in het bijzonder een formele geschreven verklaring.

communicatie:

een uitwisseling van ideeën tussen twee mensen.

communicatielijn:

de weg die de communicatie van de ene persoon naar de andere persoon aflegt.

communisme:

een politieke theorie of politiek systeem waarbij alle eigendommen en rijkdommen in een klasseloze maatschappij in het bezit zijn van alle leden (arbeiders) van die maatschappij. Er wordt op uitgebreide schaal en op een negatieve manier controle uitgeoefend over persoonlijke vrijheden, waarbij de rechten van het individu aan de kant worden gezet ten behoeve van de collectieve behoeften van de massa.

concessie:

vergunning van overheidswege (met uitsluiting van anderen) tot de aanleg van werken of het verrichten van diensten van openbaar nut.

doendheid:

het uitvoeren van een bepaalde handeling of activiteit.

geadresseerde:

een persoon aan wie is iets geadresseerd, geleverd of opgedragen is.

gepostuleerd(e):

van postuleren: aannemen dat iets waar, reëel of noodzakelijk is, in het bijzonder als basis voor redenatie.

kleppen:

iets waarmee je iets open en dicht kunt zetten zoals een buis, afsluiter.

machinisten:

personen die treinen bedienen of besturen.

materieel:

alle dingen die gebruikt worden of nodig zijn in een bedrijf of onderneming (anders dan het personeel).

millennia:

het meervoud van millennium, een periode van duizend jaar.

organiseerbord:

een bord dat alle functies, taken, communicatielijnen, volgorde van activiteiten en de niveaus van gezag binnen een organisatie laat zien. Een organiseerbord laat zien hoe je iets moet organiseren om een product te krijgen.

pet:

informeel de titel en het bijbehorende werk van een functie binnen een organisatie. Ontleend aan het feit dat in vele beroepen, zoals bij de spoorwegen, de soort pet die wordt gedragen, kenmerkend is voor het soort werk. Zo draagt een conducteur bijvoorbeeld een conducteurspet – hij heeft de passagiers onder zijn hoede en knipt de kaartjes. Iemand de pet opzetten betekent hem in de werkzaamheden en bijzonderheden van zijn beroep opleiden, en als die persoon dan volledig is opgeleid om die dingen te kunnen doen, dan zegt men dat hem de pet is opgezet.

prooi, ten prooi vallen:

gekwetst of beïnvloed worden door; kwetsbaar zijn voor of overwonnen worden door; slachtoffer worden van. Prooi in deze betekenis is iemand die weerloos is, met name wanneer hij wordt aangevallen, een slachtoffer.

recht van overweg:

het recht om het land van een ander te betreden.

socialisme:

een economisch systeem waarin de productie en de distributie van goederen onder controle staan van de overheid en niet van particulieren.

stationschef(s):

hoofd van een spoorwegstation.

steuntrekker(s):

iemand die van de bijstand leeft.

terminal:

alles wat een communicatie kan ontvangen, doorsturen of verzenden. Deze term komt uit het gebied van de elektronica waar een terminal een van de twee vaste punten is waartussen een stroom van energie vloeit. Een voorbeeld hiervan is een accu van een auto die twee verbindingspolen (terminals) heeft waar de energie van de ene pool naar de andere stroomt. In Scientology worden twee mensen die met elkaar communiceren, terminals genoemd, omdat er tussen hen een communciatie stroomt.

vakbond:

een organisatie van arbeiders opgericht om de economische omstandigheden van hun leden te verbeteren; leden van een vakbond kiezen een voorzitter die hen in gesprekken met de directie vertegenwoordigt. Ook wel de bond genoemd.

zijndheid:

conditie of staat van zijn; bestaan. Zijndheid heeft ook betrekking op het aannemen of kiezen van een bepaalde identiteit. Zijndheid wordt door iemand zelf uitgekozen, of aan iemand gegeven of wordt na een bepaalde inspanning door iemand bereikt. Voorbeelden van zijndheid zijn iemands naam, beroep, lichamelijke eigenschappen, iemands rol in een spel – elk van die dingen zou men iemands zijndheid kunnen noemen.