OPDRACHT >> 5. Lees: “Het observeren van het overduidelijke”

HET OBSERVEREN VAN HET OVERDUIDELIJKE

De Toonschaal is een zeer bruikbaar middel om te helpen bij het voorspellen van de karaktertrekken en het gedrag van iemand. Maar om dit goed te kunnen doen moet je in staat zijn om in een oogwenk te herkennen waar iemand zich op de toonschaal bevindt.

De Toonschaal is makkelijk te gebruiken om in het alledaagse leven te bepalen wat iemands acute toon is. “Jan was gisteravond op de 1.5-toer.” Duidelijk, hij werd zo rood als een kreeft en gooide je een boek naar je hoofd. Eenvoudig. Marie barst in snikken uit en grijpt naar haar papieren zakdoekjes: duidelijk te herkennen als verdriet. Maar hoe zit het met iemands chronische toonniveau? Dit kan verborgen liggen onder een dun laagje vernis van sociale training en manier van doen. Dat wordt een sociale toon genoemd. Het is niet chronisch of acuut, maar een weergave van iemands sociale opvoeding en manier van doen om zichzelf te presenteren aan anderen. Hoe nauwkeurig en met hoeveel zekerheid kun je die vaststellen? Neem eens iemand in gedachten die je kent. Wat is zijn chronische toon precies?

Er bestaat een woord “obnose”, een samenvoeging van de woorden “observing the obvious” (het observeren van het overduidelijke). De kunst van het observeren van het overduidelijke, wordt tegenwoordig in onze samenleving sterk verwaarloosd. Dat is jammer. Het is de enige manier waarop je ooit iets ziet; je observeert wat duidelijk zichtbaar is. Je kijkt naar een andere persoon of naar iets en je ziet wat er werkelijk is. Het is een geluk voor ons dat het vermogen tot obnose in geen enkel opzicht “aangeboren” of mystiek is. Maar mensen buiten Scientology doen het wel zo voorkomen.

Hoe leer je iemand te zien wat er is? Wel, je zet iets voor iemand neer om naar te kijken en je laat hem vertellen wat hij ziet. Iemand kan dit in zijn eentje oefenen of in groepsverband, zoals in een klas. Je kijkt naar een andere persoon of naar iets en je observeert wat er werkelijk is. Een student wordt gevraagd voor de klas te gaan staan om door de rest van de studenten te worden bekeken. Een leraar kan erbij staan en de leerlingen de volgende vragen stellen:

“Wat zie je?”

De antwoorden luiden ongeveer als volgt:

“Nou, ik kan wel zien dat hij heel wat ervaring heeft.”

“O, kun je dat? Kun je werkelijk zijn ervaring zien? Wat zie je daar dan?”

“Nou, aan de rimpeltjes om zijn ogen en mond kan ik zien dat hij heel wat ervaring heeft.”

“Mooi, maar wat zie je?”

“O, ik begrijp nu wat je bedoelt. Ik zie rimpeltjes om zijn ogen en mond.”

“Mooi!”

De instructeur accepteert niets wat niet duidelijk zichtbaar is.

Een student begint het te snappen en zegt: “Nou, ik kan echt zien dat hij oren heeft”.

“Prima, maar kun je vanaf de plaats waar je zit, op dit moment waarop je naar hem kijkt, zijn beide oren zien?”

“Nee, dat niet.”

“Oké. Wat zie je?”

“Ik zie dat hij een linkeroor heeft.”

“Goed zo!”

Gissingen en dingen die stilzwijgend worden aangenomen, worden niet geaccepteerd. Om een voorbeeld te geven: “Hij heeft een goede houding”.

“Een goede houding vergeleken met wat?”

“Nou, hij staat rechter dan de meeste mensen die ik heb gezien.”

“Zijn die nu hier?”

“Nee, dat niet, maar ik heb wel plaatjes van ze in mijn verstand.”

“Kom op. Kom nu toch, een goede houding in verhouding tot wat je nu kunt zien.”

“Nou, hij staat rechter dan jij. Jij staat een beetje uitgezakt.”

“Precies op dit moment?”

“Ja.”

“Heel goed.”

Het doel is de student tot een punt te krijgen waarop hij naar een andere persoon of ander voorwerp kan kijken en exact kan zien wat er te zien is. Niet een gevolgtrekking van wat er misschien aanwezig is, uit wat hij werkelijk ziet. Alleen wat daar duidelijk zichtbaar aanwezig is. Het is gewoon pijnlijk eenvoudig.

Je kunt een goed idee krijgen van iemands chronische toon door te kijken naar wat hij doet met zijn ogen. Op het niveau van apathie zul je zien dat iemand minutenlang gefixeerd naar een bepaald voorwerp blijft kijken. Hij ziet het echter niet. Hij is zich geheel niet van het voorwerp bewust. Als je een zak over zijn hoofd zou gooien, zou het brandpunt van zijn ogen waarschijnlijk niet veranderen.

Wanneer de persoon omhooggaat naar verdriet, kijkt hij werkelijk “terneergeslagen”. Iemand die chronisch in verdriet zit, heeft zijn ogen meestal min of meer op de grond gericht. Op een laag niveau van verdriet zal zijn aandacht nog vrij gefixeerd zijn, zoals in apathie. Naarmate hij in het angstgebied omhoog begint te gaan, gaat zijn blik ronddwalen, maar nog steeds omlaag gericht.

Op het niveau van angst zelf is een zeer duidelijk kenmerk dat de persoon je niet recht kan aankijken. Terminals (mensen) zijn voor hem te gevaarlijk om naar te kijken. Het lijkt er veel op dat hij tegen je praat, maar hij kijkt ergens links van je. Vervolgens kijkt hij snel even naar je voeten, daarna boven je hoofd (je krijgt de indruk dat er een vliegtuig overkomt), maar dan ineens kijkt hij achterom over zijn schouder. Flits, flits, flits. Kortom, hij kijkt in alle richtingen, behalve naar jou.

Laag in het gebied van kwaadheid kijkt hij van je weg, dat doet hij expres. Zie je, hij kijkt van je weg, het is een openlijke breuk in communicatie. Wat hoger op de schaal kijkt hij je wel direct aan, maar niet op een prettige manier. Hij wil je lokaliseren – als een doelwit.

Op het niveau van verveling beginnen zijn ogen weer rond te dwalen, maar niet op een wanhopige manier, zoals bij angst. Hij vermijdt ook niet om je aan te kijken. Jij bent gewoon een van de dingen waarnaar hij kijkt.

Uitgerust met dit soort gegevens en na enige vaardigheid te hebben verkregen in het kijken naar mensen, worden studenten de straat op gestuurd om tegen onbekenden te praten en hun positie op de Toonschaal te vinden. Gewoonlijk, maar slechts als een kleine ruggensteun voor het benaderen van mensen, krijgen ze een serie vragen om iedere persoon te stellen en een klembord om de antwoorden op te schrijven, aantekeningen te maken, enz. De enige reden dat ze tegen mensen praten is om hun positie op de Toonschaal vast te stellen, hun chronische toon en hun sociale toon.

Wat een persoon doet met zijn ogen kan helpen zijn positie op de Toonschaal vast te leggen.

Ze krijgen vragen die van een dusdanige aard zijn, dat ze vertragingen teweegbrengen en door de sociale machinerie heen breken, zodat de chronische toon tevoorschijn komt.

Hier volgen enkele voorbeelden van vragen die werkelijk gesteld zijn: “Wat is het meest opvallend aan mij?”, “Wanneer bent u voor het laatst naar de kapper geweest?”, “Denkt u dat mensen tegenwoordig net zo hard werken als 50 jaar geleden?”.

Eerst kijken de studenten alleen wat de toon is van de persoon die ze interviewen – en ze maken heel wat mee terwijl ze dat doen! Later, als ze wat zekerder zijn geworden in het aanhouden van onbekenden en het op hen afvuren van vragen, krijgen ze bovendien de volgende instructies: “Interview ten minste vijftien mensen. Ga bij de eerste vijf zodra je het toonniveau hebt herkent op hetzelfde toonniveau zitten. Ga bij de volgende vijf onder hun chronische toon zitten en kijk wat er gebeurt. Ga bij de laatste vijf boven hun chronische toon zitten.”

Wat leert een student van deze oefeningen? Om te beginnen krijgt hij er een bereidheid door om met iedereen te communiceren. Eerst zijn de studenten erg kieskeurig wat betreft het soort mensen dat ze aanhouden. Alleen oude dames. Niemand die boos kijkt. Of alleen mensen die er schoon uitzien. Ten slotte houden ze gewoon iedere volgende persoon aan die eraan komt, ook al ziet hij er melaats uit en is hij tot de tanden gewapend. Hun vermogen te confronteren is enorm gestegen en het is gewoon weer iemand om tegen te praten. Ze krijgen de bereidheid om zonder aarzeling iemands positie op de schaal vast te stellen.

Ze worden ook behoorlijk bedreven en flexibel wat betreft het naar willekeur aannemen van toonniveaus en het overtuigend overbrengen ervan, wat in vele situaties uiterst bruikbaar kan zijn en het is nog leuk ook.

Als je in staat bent om iemands toonniveau in een oogopslag te bepalen, is dat een vaardigheid waar je enorm je voordeel mee kunt doen in je omgang met anderen. Het is een vaardigheid die de tijd en moeite die het neemt om het te kunnen dubbel en dwars waard is.

Scientology is een toegepaste religie die zich bezig houdt met de studie van kennis. Door het toepassen van haar technologie kunnen wenselijke veranderingen in de omstandigheden van het leven worden veroorzaakt. Scientology is in iets meer dan dertig jaar ontwikkeld door L. Ron Hubbard. De term Scientology komt van het Latijnse scio (weten in de meest volledige betekenis van het woord) en het Griekse woord logos (studie van). Scientology wordt verder gedefinieerd als “de studie en behandeling van het spirituele wezen in relatie tot zichzelf, universa en andere levensvormen”.

gekenmerkt door de lichamelijke symptomen van melaatsheid, voornamelijk door er bleek en schilferig uit te zien. Melaatsheid is een tropische ziekte die voornamelijk de huid en zenuwen aantast en een verandering in weefsels kan veroorzaken.

1. komen te staan tegenover, bijvoorbeeld, “hij werd geconfronteerd met een echte noodsituatie”. 2. onder ogen zien zonder terug te deinzen of te ontwijken. Het  vermogen te confronteren is in feite het vermogen om er op je gemak te zijn en waar te nemen.